Kever cabrio 1303 Karmann cabrio
Jaguar E-type OTS (roadster) flatfloor (1961, 61.000 mijl), Ford Consul Corsair 2 deurs De Luxe (1964, 97.000 km),
Correspondent: Hans Borgonjen Beroep: gepensioneerd Vorig verslag (Kever): K&T 230
Nu de Kever cabrio van Hans technisch in orde is zodat hij de weg op kan, gaat hij de puntjes op de i zetten. Eerst wordt de ontsteking nog nagekeken omdat de vervroeging ‘haakt’, dan wordt de ruimte onder de motorkap getectyleerd en worden de vloermatten schoongemaakt.
In Klassiek &Techniek 230 heb ik het ‘weer opnieuw in gebruik nemen van de Kever cabrio na lang stilstaan’ onderhoud verteld met o.a. de remmen, achterramen en ruitensproeier. Nu de auto ‘kan weer de weg op’ gereed is, wordt het hoog tijd voor de motor.
De motor liep best goed, maar toen ik het ontstekingstijdstip controleerde met een stroboscoop had ik het idee dat de centrifugaal vervroeging niet mooi geleidelijk verliep maar wat ‘hakkelig’ was. Nu gebeurt dat wel vaker omdat de asjes waarop de ‘uitslinger gewichtjes’ van de centrifugaal vervroeging draaien nog wel eens vastgeplakt zitten door aangekoekt vet.
Uit elkaar halen, schoonmaken, licht invetten, weer monteren en vervolgens de werking controleren door aan de as te draaien, is dan de weg om te bewandelen. Als je de as iets verdraait, zie je de uitslinger gewichtjes verdraaien. Een centrifugaal vervroeging heeft vaak twee verschillende veertjes: op het ene gewichtje een slap veertje en op de andere een stuggere veer die wat ‘begin speling’ heeft: de clou is dat het slappe veertje al snel ‘meegeeft’ zodat het ontsteektijdstip al snel redelijk wat vervroegt, terwijl de stuggere veer pas later inkomt en dan bij hogere toerentallen nog een beperkte extra vervroeging geeft. Uiteraard wel eerst de speling van de as in het huis controleren, want als daar speling op zit en de as zou daardoor slingeren, zal het ontsteektijdstip ‘labiel’ zijn en zal de auto onregelmatig lopen. Na het weer terug plaatsen van de ontsteking, liep de motor van de Kever cabrio inderdaad beter.
Bij de ‘alles weer netjes maken’ actie ben ik begonnen met de kofferruimte. Ik had de vergrendeling al gedaan (zie Klassiek & Techniek 230) en nu de ruimte zelf helemaal schoon gemaakt. Gelukkig nergens roest. Wel alle (holle) ruimtes goed met tectyl ingespoten. Met het bekende lange slangetje dat aan de spuitbus zit, kon ik mooi via de zijkanten van de benzinetank bij de ruimtes komen waar binnenscherm, buitenscherm en deurpost bij elkaar komen en wat bekende roestgevoelige plekken zijn. Gelukkig zat er nog redelijk wat van de oude tectyl (en een soort was, zo te zien) zodat er ook daar geen roest zat.
In de kofferruimte zit een afgesloten ‘bak’ met daarin de ruitenwisser motor en de aanjager van de ventilatie. De bak is roestgevoelig omdat het regenwater via de luchtroosters (die tussen de kofferklep en het voorraam zitten) zo de bak inloopt; er moet natuurlijk lucht in de bak kunnen komen voor de ventilatie aanjager, maar zo komt er ook water in (veel oldtimers hebben trouwens net als de Kever cabrio dezelfde, onhandige, constructie). De bodem van de bak loopt iets schuin naar twee afvoerpijpjes zodat het water eruit kan lopen. De pijpjes waren gelukkig niet verstopt of doorgeroest en ook de bak zelf was wonderbaarlijk gaaf; alleen het deksel dat aan de voorzijde de bak afsluit had wat roest op de afdichtrand, maar dat is niet verwonderlijk want er zit een afdichtring van een soort foam tussen de bak en het deksel en dat houdt natuurlijk water vast. Uiteraard gelijk even de draaiende assen van de ruitenwisser stangen gesmeerd.
Net zoals ik bij de Ford Corsair al had gedaan, heb ik de stoelen, achterbank en matten eruit gehaald om alles schoon te maken. De matten eerst gezogen zodat het ergste vuil eruit was en toen verder schoongemaakt. Het resultaat is prima. Slechts op één plek is de bestuurdersmat wat ‘dun’ (gelukkig niet door gesleten en aan de ‘zichtkant’ prima), maar om te voorkomen dat het te ver zou slijten, heb ik er extra ondertapijt onder gedaan en dat vastgelijmd aan de mat zodat het weer een degelijk geheel is.
De binnenbekleding achter de achterbank (daar heeft de Kever cabrio een soort opberg ruimte) heb ik met tapijtreiniger schoongemaakt en na montage ziet het er een stuk fraaier uit.
Ook bij de Kever cabrio geldt wat ik al eerder bij de Ford Corsair had geschreven: het mooiste is als een interieur in ‘balans’ is en nog mooier als dat ook in balans is met de carrosserie, lak, chroom enz. Dus alles in eenzelfde (redelijk) mooie originele ‘ouderdom staat’, en dus liever niet ‘mooi oud origineel’ gemengd met ‘niet om aan te zien’ of juist ‘gloed nieuw’.
(Verschenen in Klassiek & Techniek 235)